One more turn. Het is tegenwoordig een slagzin waarvan we ogenblikkelijk weten om welk spel het gaat...
Civilization
Dankzij Will Wright ontdekten we in ’89 hoe verslavend het was om een eigen stad te bouwen (SimCity) en deze vervolgens door zelfgekozen (natuur)rampen te vernietigen. Twee jaar later verscheen echter Sid Meier’s Civilization (Civ) en toonde het ons hoe verslavend dit concept kon zijn als je de hele wereld kon opbouwen.
Alhoewel ik nog maar 10 was, amper Engels sprak of las, had het spel ogenblikkelijk een grote aantrekkingskracht.
De dopamine tierde welig vanaf ‘beurt 1’: het hele scherm was zwart, behalve de 8 vakjes rondom je ‘settler’. Telkens je die verplaatste, werd er een nieuw deel van de kaart zichtbaar. Aaah, sweet dopamine hits. Als je dan op de koop toe plots een dorpje tegenkwam, was die hit nog groter. Wat zou je krijgen? Een extra unit (please, laat het een extra settler zijn!), nieuwe technologie, geld, of een stuk van de kaart? Het maakte niet uit. Je kreeg sowieso iets nuttigs Het was als een gratis lootbox in de jaren ’90.
Vele maanden had ik geen flauw benul wat ik deed. Maar het spel intrigeerde. Zeker ook omdat de tegenstanders constant ‘wereldwonderen’ bouwden, die magische gebouwen waar we thuis een tof boek over hadden. Ik leerde veel bij over geschiedenis en wetenschap via dit spel. Heel lang was ik er van overtuigd dat despotisme een goede staatsvorm was (je startte met despotisme) want alle andere vormen in Civ resulteerden bijna altijd in gedoe met ongelukkige burgers, hogere kosten, etc.

Eén passage toont heel duidelijk hoe weinig ik begreep als tienjarige van dit complexe spel. Na vele spelbeurten was ik eindelijk eens tot in de middeleeuwen geraakt (meestal waren de Romeinse units, Chariots en Legions, mijn limiet voor ik in de pan werd gehakt). Plots verscheen het bericht dat 1 van m’n tegenstanders ‘Magellan’s expedition’ had gebouwd. Geen flauw idee wie of wat dat was. Enkele beurten later werd 1 van m’n havensteden aangevallen door een waterunit dat ik nog nooit had gezien (het bleek een Ironclad te zijn, leerde ik later). Mijn stad won het gevecht! Ik had Magellaans expeditie verslaan, dacht ik! Niet dus…Wist ik veel.
Toch leerde ik steeds meer bij en het was heerlijk om te ontdekken hoe ‘het algoritme’ achter het spel invloed had op iedere beslissing: bouw ik een tempel zodat de mensen gelukkiger worden, maar zadel ik me daardoor wel op met extra jaarlijkse kosten? Of bouw ik een granary zodat m’n stad sneller kan groeien, met de kans dat de ongelukkige mensen nog sneller bijgroeien? Dillema’s, dillema’s.
En ja, ook dit spel probeerde ik uit te printen. Vele meters papier kwamen uit de printer, met hier en daar een herkenbaar woord. Het bracht weinig op. Maar! Dankzij de boekskes (zie een volgende artikel) ontdekte ik dat je met behulp van een hexeditor hier en daar een waarde kon aanpassen in het .exe-bestand zodat het spel eenvoudiger werd (bv. meer startgeld of minder agressieve tegenstanders. Voor de triviafans: Nuclear Ghandi was een urban legend!). Hackerboy 😎.
Ongeacht of je won of verloor. Het einde was altijd fijn: je kreeg de hele kaart te zien, inclusief waar je tegenstanders waren. Vervolgens,in versneld tempo, toonde de kaart hoe ieders rijk groeide tot ze bij elkaar in de buurt kwamen en de schermutselingen begonnen. Hoe grappig om te zien dat je dacht goed bezig te zijn, terwijl op een ander continent de Fransen al 20 keer meer steden dan jou hadden. Dankzij die ‘spelreview’ leerde je ook dat snel expanderen (m.b.v. die dure settlers) aangeraden was!
Het is veelzeggend dat ik nog bepaalde kaarten en spelsessies voor de geest kan halen. Het spel is bijna 40 jaar oud. Het was echter, voor mij, zo’n uniek spel, dat het een everlasting impression op me heeft gelaten.
Colonization
Colonization, dat enkele jaren later uitkwam, vond ik altijd een heel fijn alternatief. Het was minder memorabel (bij Civ had je het gevoel dat je de geschiedenis herschreef) maar speltechnisch veel straffer.
De core gameloop van de Civ-games was (is) vrij lineair: verkennen, stad bouwen, stad laten groeien, settler bouwen, verkennen, stad bouwen, etc. Van zodra je die door hebt, was je vooral afhankelijk van een goede portie geluk (qua kaart-generatie en hoeveel van je tegenstanders toevallig ook net op jouw eiland/continent terecht komen).
Bij Colonization werd die gameloop uitgebreid met het uitbouwen van een industrieketen. Het leuke daarbij was afwachten welke ,hopelijk nuttige, beroepen je vanuit het oude continent zou krijgen. Onderwijl moest je ook beslissen of je Pocahontas-gewijs de Indianen te vriend wou houden, of je ze eerder ‘Spanje stijl’ ging uitmoorden (ik koos altijd het eerste: dan kreeg je om de zoveel tijd extra militaire units van hen).
Ook dit spel had trouwens een lekker dikke handleiding, iets dat deze boomergamer toch wel mist. Vroeger kon je je spel ‘mee in bed nemen’ en verder lezen. De huidige generaties gamers wordt verplicht hun smartphone mee naar bed te nemen willen ze de handleiding verder lezen…als die handleiding er al is. Moderne games vereisen dat je ‘as you play’ alles piecemeal wordt uitgelegd aan de hand van een tutorial.

De endgame bij de Civ games was vanaf Civ 2 (zie verder) de bouw van een raket. Van zodra je de juiste technologie bezat begon de eindrace en wist je dat het spel ging eindigen. Soms, wanneer je goed bezig was, wilde je dat net niet. Je wilde je tegenstanders verpulveren, vernederen, vernietigen…muhahaha!!! Ahum.
Maar die spacerace was dus onontkoombaar in Civ 2. Wanneer een vijand de race inzette dan wist je dat je nog maar een handvol beurten had (tenzij je die tegenstander begon aan te vallen natuurlijk, zodat hij z’n bronnen in militaire productie moest steken).
Dat vond ik altijd jammer: de tegenstander die bepaalde wanneer het spel gedaan zou zijn (enkele jaren later kwam Alpha Centauri uit, een niet ze geslaagde spinoff die zogezegd dan verder ging nadat je raket geland was op een planeet in ons naburig zonnestelsel). Bij Colonization kon je echter altijd zelf bepalen wanneer de endgame begon. Je startte dan letterlijk je eigen Boston Tea Party wanneer je dacht militair sterk genoeg te zijn om de troepen uit ‘the motherland’ te weerstaan (hint: meestal verloor je…) zodat je voor je onafhankelijkheid kon strijden.
Civ2
Een jaar nadat Command and Conquer eindelijk in mijn bezit was, kwam Civilization 2 uit. We spreken 1996, vijf jaar nadat Civ1 uitkwam. Het was nog steeds een gedoe om vers van de pers spellen te pakken te krijgen. Gelukkig waren deze keer de Civ-goden met goedgezind: we gingen met het derde middelbaar met de boot naar York – gewoon York helaas, niet New.
Het geheugen is een raar beestje. Ik herinner me niets van die reis, buiten dat ik de laatste dag en computerwinkel binnenstapte en daar die mooie, beige doos zag blinken van Civilization 2 (de banner hierboven heeft een detail ervan).
Zonder nadenken kocht ik Civ2 en begon het direct in de bus uit te pakken. In tegenstelling tot Civ1 had ik nu dus een legale versie. Het eerste verschil? De lekker dikke handleiding. Ze was tot de nok gevuld met informatie en was bijna letterlijk de analoge ‘civilopedia‘ (het was die vreemde tijd waarin Encarta al enkele jaren wedijverde met echte encyclopedieën en we stilletjesaan begonnen te beseffen hoeveel, soms nuttige, informatie we kwijt konden op die kleine schijfjes). Ook van de boottocht terug herinner ik me niets meer, maar wel hoe mooi de tekeningen in de handleiding waren, alsook de techtree poster die mee in de doos zat.
Bij thuiskomst werd er uiteraard direct gespeeld (“Jaja, York was cool, mama.“).
Vijf jaar in de IT is een gigantische tijd. En dat was aan dit spel te zien. Visueel deed het Civ1 verbleken tot een ‘typisch Dos-spel’ waar de pixels soms groter leken dan de afbeeldingen zelf. De advisors waren nu echte filmpjes. De kaart was in isometrisch perspectief (dat klinkt cooler dan het is).
En last but not least: het moest gespeeld worden op Windows ’95. Gedaan waren de Dos-games. Hello plug-and-pray!
Achteraf kunnen we wel nostalgisch terugblikken naar goede oude Win95 (dat op 13 floppy discs stond…). Maar eerlijk is eerlijk. Dos-games speelden veel stabieler en sneller. Van zodra je config.sys en autoexec.bat blonken was het meestal smooth sailing en was er weinig dat je in de weg stond (buiten af en toe wat RAM bijkopen…met dank aan Fnac ooit trouwens goede deal gehad: ik kocht 2 extra latjes van 4Mb Ram (ja, Mb) maar toen ik deze in de pc stak bleken het 2 latjes van 8Mb te zijn. Wootwoot!).

Civilization 2 zal voor mij altijd de ultieme Civ-versie zijn. Dat is natuurlijk 100% het gevolg van “the right game, at the right time”: ik was het Engels machtig, het spel had een erg verslavende gameloop én het had een semi-sandbox gevoel waardoor experimenteren vaak werd beloond.
Civilization X
Ondertussen zitten we al aan -even opzoeken- Civilization 7. Het core principe blijft behouden, en iedere iteratie komen er gewoon nieuwe soms leuke, soms minder geslaagde features bij.
Zo was het bij Civ3 heel tof om een ‘cultural’ Victory te halen. Je moest hiervoor niet vechten maar gewoon veel ‘cultuur’ genereren. Als je dat deed dan zag je dat je ‘cultuurgrens’ steeds meer opschoof naar je buren. Wanneer de stad van een tegenstander lang genoeg ‘ondergedompeld’ was in jouw cultuursphere dan werd ze bij jouw natie ingelijfd. Muhahahaha! Zonder ook maar 1 schot te lossen kon je toch werelddominantie halen.

Naarmate ik richting de hogeschool groeide was ik steeds meer bezig met online gaming, waardoor spellen zoals Civ een ‘relikwie van een andere tijd’ werden. Een tijd waarin je tussen twee beurten door nog tijd had om een handleiding te lezen (want geloof me, naar het einde toe kon het soms tot een minuut duren voor de computer alle vijandelijke stappen had verwerkt). Of je af te vragen of het echt slim was om Gandhi uit te dagen?!
One more turn!

Bron Colonization afbeelding: https://spielemitkinder.blogspot.com/2012/07/dos-game-review-sid-meiers-colonization.html
Bron Civ3 afbeelding: https://www.mobygames.com/game/5289/sid-meiers-civilization-iii/screenshots/windows/371697/

Memories … niet als gamer, maar vader van …
LikeLike